- klaar
- {{klaar}}{{/term}}1 [helder; ook figuurlijk] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 clair; 〈bijwoord〉 clairement2 [zuiver, onvermengd] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 pur; 〈bijwoord〉 purement3 [gereed] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 prêt4 [af] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 fini♦voorbeelden:1 een klare lucht • un ciel clairiets klaar inzien • comprendre parfaitement qc.2 klare jenever • du genièvre pur3 ik ben zo klaar • je n'en ai que pour un momentklaar hebben • avoir fini (qc.)altijd met een antwoord klaar staan • avoir réponse à touthij staat altijd voor iedereen klaar • il est prêt à aider tout le monde〈sport en spel〉 klaar? af! • prêt? partez!4 iets klaar hebben • avoir fini qc.klaar is Kees • voilà qui est fait¶ daar ben je mooi klaar mee • nous voilà bien (avancés)met iemand nog niet klaar zijn • avoir encore deux mots à dire à qn.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.